Van de Euromast abseilen en het beklimmen van hoge gebouwen van Rotterdam. Totdat het een herhaling van zetten werd. Natuurmens Jan van der Meulen wilde vrij zijn en ging toen zeilen.
Jan van der Meulen beklom overal ter wereld rotswanden, maar bij gebrek aan bergen in Nederland besloot hij zich toe te leggen op het beklimmen van hoge gebouwen. Waar kon hij dat beter doen dan in zijn woonplaats Rotterdam met zijn indrukwekkende skyline? Van der Meulen werd de eerste stadsalpinist van Nederland: hij klauterde in de jaren tachtig en negentig tegen woontorens als Willemswerf en de Hoge Heren op en ging abseilend de Euromast af.
Zijn klimavonturen trokken doorgaans veel bekijks. Het voormalige PTT-gebouw, vlak bij de markt, beklom hij speciaal op een zaterdag, zodat hij verzekerd was van toekijkend winkelend publiek. Pers werd steevast van tevoren ingelicht, zodat de camera’s snorden. Jan was, op z’n Rotterdams gezegd, een beetje mediageil’, zegt zijn partner Mary Blokland.
Ook vaste prik: de politie die hem naderhand opwachtte. Niet dat hij vaak werd beboet. ‘Waar staat in de wet dat je niet tegen een gebouw mag opklimmen?’, hield hij de agenten voor. Mary: ‘Daar hadden ze geen antwoord op. En ze kenden Jan inmiddels wel. Hij had er geen kwaad mee in de zin.’
Van der Meulen groeide op in een streng calvinistisch gezin. Vader werkte als bedrijfsleider bij een autodealer, moeder was accountant. Na een opleiding aan de hts werkte hij twee jaar in loondienst, maar hield het daarna voor gezien. Hij besloot van een uitkering te gaan leven.
‘Hij wilde vrij zijn’, zegt Mary. Wat niet inhield dat hij lui was. ‘Hij was onder meer mantelzorger, verzorgde gratis klimlessen en wiedde onkruid bij de Kralingse Plas. Op die manier droeg hij zijn steentje bij aan de maatschappij.’
Van der Meulen was een echt natuurmens, avontuur trok hem al van jongs af aan. ‘De natuur liegt niet’, vertelde hij in een interview bij RTV Rijnmond, vlak voor zijn dood. ‘Als ik een route niet kan klimmen, ligt het niet aan de rotsen maar aan mij.’
Zijn debuut als gebouwenklimmer maakte hij in 1978 met Het Witte Huis, de eerste wolkenkrabber van Nederland. Later volgde de Steigerkerk in Rotterdam. Een soort wraakneming op zijn jeugd, zou hij vriend Peter Mosch later toevertrouwen, die die dag met hem meeklom.
‘Jan was een echte vrijklimmer’, vertelt Mosch. Dat wil zeggen: haken en touwen werden wel gebruikt, maar louter als beveiliging. ‘Met handen en voeten boven komen, dat was voor hem de kunst.’
In 1984 gingen ze abseilend de Euromast af. Mosch: ‘Was nog een heel gedoe, omdat de Euromast in die tijd vaak werd gebruikt voor mensen die zonder touw naar beneden wilden, als je begrijpt wat ik bedoel. Toen de directeur vier beentjes langs zijn raam zag bungelen, trok hij wit weg.’
Het KPN-gebouw bij de Erasmusbrug, ter gelegenheid van zijn 25-jarig jubileum, was de laatste stunt van Van der Meulen. Hij vond dat het te veel een herhaling van zetten worden en ging zich toeleggen op zijn andere passie: zeilen.
In maart van dit jaar werd bij hem uitgezaaide kanker ontdekt. Hij wilde geen chemotherapie om zijn leven te rekken. Mosch: ‘Klimmers blijven altijd hun eigen keuzes maken, tot het einde aan toe.’ Hij koos voor euthanasie en sliep op 26 augustus in met Afrikaanse muziek die een gitarist live aan zijn bed speelde.
Van der Meulen werd 64 jaar. Zijn as zal worden uitgestrooid over de Fiji-eilanden, zo kondigde hij voor zijn dood aan. Het is de plek waar zijn zoon is verwekt. ‘Daar waar de nieuwe generatie tot leven kwam, moet de oude afstand nemen.’